10/5/2021

Aquafin pioniert met riothermie op eigen site in Aalst

Aquafin pioniert met riothermie op eigen site in Aalst

Om op een duurzame manier warmte te genereren, gebruikt Aquafin binnenkort rioolwater als bron. Het is het opvallendste element in de ombouw van de labo’s en werkplaats van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) in Aalst tot een nulenergiegebouw.

Op de site langs de Spuimeersenweg verzamelt Aquafin al het rioolwater uit de wijde omgeving van Aalst, waar het wordt gezuiverd en daarna terug in de waterlopen wordt gepompt. Een gebouw met twee bouwlagen herbergt naast een werkplaats ook de labo’s waar stalen en monsters uit de RWZI’s in heel België worden onderzocht. Het dateerde echter uit de jaren ’80 en was zowel energetisch als op het vlak van functionele indeling aan een stevige upgrade toe.

Duurzame bouwschil

Het gebouw wordt volledig gestript tot op de betonstructuur. Door zo weinig mogelijk af te breken, functies logischer te herschikken en een magazijn van slechts 200 m2 aan te bouwen, blijft het gebouw compact, met een totale oppervlakte van een kleine 2.000 m². De bouwschil wordt doorgedreven luchtdicht gemaakt en geïsoleerd, met materialen die op het einde van de levensduur van het gebouw makkelijk kunnen worden gerecycleerd. De gevel wordt afgewerkt met hout, ook een bij uitstek circulaire grondstof. De architecturale studie, waaronder ontwerp bouwschil en keuze materialen, wordt uitgevoerd door Evolta.

Riothermie

De verwarming en koeling van het gebouw maakt gebruik van riothermie. Het rioolwater dat op de site toekomt, heeft in de winter een temperatuur van minstens 9 à 10 graden en in de zomer uiteraard nog een stuk meer. In de hoofdriool – met een diameter van 2 meter! – wordt een warmtewisselaar gelegd die de warmte aan het rioolwater onttrekt en naar de warmtepomp stuurt. Die warmt daarmee het water op om het gebouw te verwarmen (40 à 50 graden). Het principe werkt ook omgekeerd: de warmtepomp onttrekt ook warmte uit het gebouw – onder meer om de labo’s te koelen – en geeft die af aan het rioolwater.

De keuze voor een 4-pijpswarmtepomp heeft nog een extra voordeel. In periodes waarin de warmtevraag minder groot is, kan de warmtepomp warmte ontrekken uit ruimtes die moeten gekoeld worden, om die meteen te gebruiken om andere ruimtes te verwarmen. Hierbij wordt dus geen gebruik gemaakt van de warmte uit het rioolwater. Dit zorgt voor een veel hoger rendement van de warmtepomp, omdat de elektriciteit om ze aan te drijven op die momenten tegelijk voor warmte én koeling zorgt, terwijl eenzelfde hoeveelheid elektriciteit anders enkel warmte oplevert.

Terwijl geothermie al ruim ingang vindt, is riothermie innovatief als bron voor het verwarmen van gebouwen. Met riolen als corebusiness is dit dan ook een voorbeeldproject voor Aquafin, dat hiermee ook wil onderzoeken of ze dit principe kunnen gebruiken om warmte uit het riolennet te koppelen aan warmtepompen bij klanten.

Zuinig waterverbruik

Aquafin is zich uiteraard ook bewust van de problematiek van waterschaarste in ons land. Daarom is zuinig waterverbruik een belangrijk aandachtspunt in dit project. Regenwater wordt enerzijds hergebruikt voor de spoeling van toiletten. Anderzijds komen er infiltratiekommen waar het overschot aan regenwater maximaal geïnfiltreerd geraakt in de bodem. Ontwerp van de waterinfiltratie wordt ook door Evolta uitgevoerd.

Zon maakt fossiele brandstoffen overbodig

Op het gebouw en elders op de site worden fotovoltaïsche panelen geplaatst die een groot deel van het elektriciteitsverbruik op de site zullen dekken, inclusief de energie die nodig is om het labogebouw te verwarmen en te koelen. Daardoor wordt RWZI Aalst een fossielvrije site.

Net als Ingenium kiest Aquafin bovendien ook voor het verduurzamen van het voertuigenpark. Daarom worden 6 laadpalen met 12 laadpunten voor elektrische wagens voorzien.

Impressie van het ontwerp (Evolta)

Voor meer info over duurzaam verwarmen en koelen via riothermie, contacteer Joris Dedecker via 050 40 45 30 of joris.dedecker@ingenium.be.

Téléchargements

Aucun élément n'a été trouvé.

Contactez notre expert

Joris Dedecker

Nouvelles connexes

VEKA fait appel à Ingenium pour la mise à jour de l'étude sur le niveau E optimal en termes de coûts pour les nouveaux bâtiments non résidentiels
sous les feux de la rampe
Aucun élément n'a été trouvé.
23/5/2024

VEKA fait appel à Ingenium pour la mise à jour de l'étude sur le niveau E optimal en termes de coûts pour les nouveaux bâtiments non résidentiels

Pour l'Agence flamande de l'énergie et du climat (VEKA), Ingenium a récemment achevé l'étude sur les niveaux optimaux de coûts dans la nouvelle construction de bâtiments non résidentiels. Les conclusions ne sont pas seulement utiles pour le gouvernement, mais nous permettent également de fournir des conseils encore plus rapides et plus précis à nos clients.
Anvers explore l'énergie géothermique dans les espaces publics pour un chauffage durable
sous les feux de la rampe
14/4/2024

Anvers explore l'énergie géothermique dans les espaces publics pour un chauffage durable

Pour atteindre ses objectifs en matière de développement durable, la ville d'Anvers s'est pleinement engagée dans les réseaux de chaleur urbain. Ces réseaux de chaleur constituent une solution durable pour le chauffage des bâtiments de la ville. Cependant, tous les sites d'Anvers ne se prêtent pas à la mise en place de tels réseaux de chaleur.
Le site de la Bijloke à Gand : une transformation énergétique pour un avenir durable
sous les feux de la rampe
11/3/2024

Le site de la Bijloke à Gand : une transformation énergétique pour un avenir durable

Le site de la Bijloke à Gand, chargé d'une histoire riche et d'une architecture variée, représente un défi unique dans la quête d'un avenir durable. La diversité de l'utilisation, de la propriété et de l'âge des bâtiments sur le site fait de l'optimisation énergétique et du chauffage sans énergie fossile une tâche complexe. Néanmoins, la ville de Gand et la Hogeschool Gent ont uni leurs forces pour élaborer un plan bien pensé, en accordant une attention particulière au contexte historique et à la valeur patrimoniale des bâtiments.